De ecologie van korstmossen is zeer divers. Er zijn indifferente soorten die bijna overal kunnen voorkomen maar er zijn ook soorten die specifieke omstandigheden nodig hebben om te kunnen gedijen.
De zuurgraad is een belangrijke standplaatsfactor voor korstmossen. De zuurgraad wordt grotendeels bepaald door het substraat waar het korstmos op groeit.
Substraatinformatie bij waarnemingen geeft daarmee waardevolle informatie over de ecologie van soorten. Deze informatie geeft niet alleen inzicht in de ecologie maar kan ook helpen bij de determinatie.
Aan de hand van waarnemingen met substraatinformatie van de BLWG (www.blwg.nl) heb ik per soort grafieken gemaakt om inzicht te krijgen in de ecologie van soorten.
Hierbij heb ik onderscheid gemaakt in substraattype, -categorie en -hoofdgroep. Daarnaast heb ik een zuurgraadindicator samengesteld uit de gemiddelde zuurgraad en de bijbehorende standaardafwijking.
Zo is bijvoorbeeld hier te zien dat het zeer algemene Stoeprandvingermos (Physcia caesia) niet uitsluitend op stoepranden voorkomt en zelfs vaker op bomen is waargenomen.
De Douglasdruppelkorst (Fellhanera ochracea) doet zijn naam wel eer aan en komt uitsluitend voor op zure schors van met name naaldbomen.
De resultaten per soort zijn hier op te vragen.
Het is tevens interessant om te kijken op welk substraat de meeste soorten zijn waargenomen: